'rijke armen' zoals Lazarus zijn er weinig
206.10
Maria Valtorta:
'"Voorwaar, Ik zeg jullie:
zoals Ik in de Vader ben, zo zijn de armen in God.
Daarom wilde Ik, het Woord van de Vader, arm geboren worden en arm blijven.
Omdat Ik Mij onder de armen het dichtst bij de Vader voel, die de minsten liefheeft
en door hen met al hun kracht bemind wordt.
De rijken hebben veel.
De armen hebben alleen God.
De rijken hebben vrienden. De armen zijn alleen.
De rijken hebben veel troost. De armen hebben geen troost.
De rijken hebben afleiding. De armen hebben alleen werk.
De rijken wordt alles makkelijk gemaakt door het geld.
De armen hebben ook het kruis te moeten vrezen voor ziekte en hongersnood,
want dat zou voor hen honger en dood betekenen.
Maar de armen hebben God.
Hun Vriend.
Hun Trooster.
Hem die hen met hemelse hoop afleidt van hun pijnlijke heden.
Hem tegen wie zij zeggen kunnen – en ze weten het te zeggen,
ze zeggen het net omdát ze arm, nederig, eenzaam zijn –
"Vader, help ons in Uw barmhartigheid."
Wat Ik hier zeg, in dit land van Lazarus,
Mijn vriend en de vriend van God, hoewel hij zo rijk is,
mag vreemd lijken.
Maar Lazarus is een uitzondering onder de rijken.
Lazarus heeft die deugd verworven die het moeilijkst te vinden is op aarde,
en nog moeilijker te beoefenen via de leringen van anderen:
de deugd van vrijheid van rijkdom.
Lazarus is een rechtvaardige/juiste.
Hij is niet beledigd, hij kan niet beledigd zijn,
omdat hij weet dat hij de rijke-arme is, en daarom raakt mijn verborgen verwijt hem niet.
Lazarus is ene rechtvaardige/juiste.
En hij erkent dat het in de wereld van de groten gaat zoals ik zeg.
Daarom vertel en zeg Ik: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie,
het is veel makkelijker voor een arme om in God te zijn dan voor een rijke;
En in de Hemel van Mijn en jullie Vader, zullen vele plaatsen bezet zijn
door hen die op aarde veracht werden, omdat ze zo klein waren als vertrapt stof.
De armen koesteren de parels van Gods woorden in hun hart.
Die zijn hun enige schat. Wie slechts één rijkdom heeft, waakt erover.
Wie veel heeft, verveelt zich en is verstrooid, en is trots, en is sensueel.
Ondanks dat alles, bewondert hij niet met nederige en verliefde ogen de schat die God heeft gegeven.
Maar verwart die met andere schatten, slechts aan de oppervlakte kostbaar,
de schatten die de rijkdom van de aarde vormen.
En hij denkt:
"Minzaamheid van mij, als ik de woorden aanneem
van iemand die mijn gelijke is in het vlees!"
En hij stompt zijn vermogen om het bovennatuurlijke te proeven af
met de sterke smaken van de zinnelijkheid.
Sterke smaken!... Ja, heel pittig!
Om hun stank en hun smaak van verrotting te verhullen..."'
Reacties
Een reactie posten