hulde van aarde (herders) en hemel (engelen)
207.7
Maria Valtorta:
'Maria, die tijdens haar herinneringen heen en weer is gelopen, de plaatsen aanwijzend,
buigt zich, buiten adem van liefde, met een glinstering van tranen in haar blauwe ogen
en een glimlach van vreugde op haar lippen, ook werkelijk over haar Jezus,
die op een grote rots zit terwijl zij zich herinnert,
en kust Hem in Zijn haar, wenend,
aanbiddend zoals toen...
"En dan de herders...
zij naarbinnen, hier, om te aanbidden
met hun goede zielen en met de diepe zucht van de Aarde die met hen binnenkwam,
met hun geur van menselijkheid, van kuddes, van hooi!
En buiten, en overal, de engelen,
om Jou te aanbidden met hun liefde, hun gezangen
die door geen enkel menselijk wezen kunnen worden herhaald,
en met de liefde van de Hemelen,
met de lucht van de Hemelen die met hen binnenkwam,
die zij in hun pracht meedroegen...
Jouw geboorte, gezegende!..."
Maria is naast haar Zoon neergeknield
en huilt van ontroering, haar hoofd gebogen op Zijn knieën.
Niemand durft een tijd lang te spreken.
Min of meer ontroerd kijken de aanwezigen om zich heen,
alsof ze hopen het beschreven tafereel te zien
tussen de spinnenwebben en ruwe stenen...
Maria herstelt zich en zegt:
"Zie, ik heb gesproken over de oneindig eenvoudige en oneindig grote geboorte van mijn Zoon.
Met mijn vrouwenhart, niet met de wijsheid van een leraar.
Meer is er niet, want het was het grootste op aarde,
verborgen onder het meest alledaagse uiterlijk."'
Reacties
Een reactie posten