stal in ruïnes... van Toren van David !
207.5
M. Valtorta:
'"Kom, laten we naar de grot gaan!
Het heeft geen zin om de stad in te gaan.
Mijn Kinds grootste vrienden zijn er niet meer.
Zijn vriendin, de natuur, nog wel: in haar stenen, in haar beek, in haar brand-hout.
De natuur die d'r Heer heeft voelen komen... Kom kijken, kom met vertrouwen!
We gaan hier de bocht om... Dáár... zijn de ruïnes van de Toren van David!
O! Mij dierbaarder dan een paleis!
Gezegende ruïnes! Gezegende beek!
Gezegende boom die, als door een wonder, jezelf door de wind hebt ontdaan
van zoveel takken dat wij hout konden vinden en een vuur konden maken!"
-tekening L. Ferri op basis M.V.-
Maria daalt snel af naar de grot,
steekt het beekje over op een plank die als brug dient,
rent naar de open plek voor de ruïnes en valt op haar knieën bij de drempel van de grot,
buigt zich voorover en kust de grond.
Alle anderen volgen haar.
Ze zijn ontroerd...
Het kind, dat geen moment van haar zijde wijkt,
lijkt wel te luisteren naar een prachtig verhaal,
en zijn kleine zwarte oogjes nemen Maria's woorden en gebaren in zich op,
zonder er ook maar één te missen.
Maria staat op en gaat naar binnen, zeggend:
"Alles, alles precies zoals het toen was!...
Maar toen was het nacht...
Jozef stak het licht aan toen ik binnenkwam.
Toen, pas toen ik van de ezel afsteeg, besefte ik hoe moe en koud ik het had...
Een os begroette ons, en ik ging ernaartoe om een beetje warmte te voelen, om op het hooi te rusten...
Jozef spreidde, hier waar ik ben, het hooi uit om er mijn bed van te maken
en droogde het voor mij, en ook voor Jou, Zoon, bij het vuur dat in die hoek brandde...
omdat hij zo goed was als vader, in zijn liefde als engel-echtgenoot...
En hand in hand,
als broer en zus verdwaald in de duisternis van de nacht,
aten we ons brood met kaas, en toen ging hij hierheen, om het vuur te voeden,
terwijl hij zijn mantel uittrok om de opening af te sluiten...
In werkelijkheid viel zo een sluier neer
voor de Glorie van God die uit de hemel neerdaalde, Jij, mijn Jezus...
en ik lag op het hooi, in de warmte van de twee dieren,
gewikkeld in mijn mantel en de wollen deken...
Mijn lieve echtgenoot!...
In dat angstige uur, waarin ik alleen was
vóór het Mysterie van mijn eerste moederschap, altijd vol van het onbekende voor een vrouw,
en voor mij, in mijn enige moederschap, ook vol van het mysterie van wat het zou zijn
om de Zoon van God uit het sterfelijk vlees te zien komen...
was hij, Jozef, als een moeder voor mij,
een engel was hij...
mijn troost...
toen, altijd..."'
Reacties
Een reactie posten