hemelse bruiloft - wijze en dwaze bruidsmeisjes
CCVI
TWEE GELIJKENISSEN
OVER KONINKRIJK DER HEMELEN
206.1-2
Maria Valtorta:
In aanwezigheid van Jochanans boeren, van Isaak, van vele discipelen,
van de vrouwen, waaronder Maria en Martha, en van velen uit Bethanië,
spreekt Jezus.
Alle apostelen zijn aanwezig.
Het kind, dat voor Jezus zit, mist geen woord.
Het discours moet net zijn begonnen, want er komen nog steeds mensen aan.
Jezus zegt:
"...en het is vanwege deze angst, die Ik bij velen zo sterk bespeur, dat Ik jullie vandaag een zoete gelijkenis wil voorstellen. Zoet voor mensen van goede wil, bitter voor anderen. Maar zij hebben een manier om deze bitterheid teniet te doen. Laat hen eveneens van goede wil worden, en de smaad die door de gelijkenis in hun geweten wordt gewekt, zal ophouden."
Hij vervolgt:
"Het Koninkrijk der Hemelen...
is het huis waar de Bruiloft tussen God en de zielen wordt voltrokken.
Het moment van binnenkomst in dit huis, is de Bruiloftsdag.
Luisteren jullie nu.
Het is onze gewoonte
dat maagden de aankomende bruidegom begeleiden,
om hem, te midden van licht en gezang, samen met zijn zoete bruid naar het bruidshuis te leiden.
Wanneer de processie het huis van de bruid verlaat,
die, gesluierd en ontroerd, naar de plek gaat waar zij de koningin zal zijn,
in een huis dat niet van haar is,
maar dat, vanaf het moment dat ze één vlees wordt met haar bruidegom, het hare zal zijn,
rent de processie van maagden, meestal vriendinnen van de bruid, deze twee gelukkigen tegemoet
om hen te omringen met een kring van licht.
Nu gebeurde het...
dat er in een bepaald dorp een bruiloft werd gevierd.
Terwijl het bruidspaar nog, samen met familie en vrienden, feest vierde in het huis van de bruid,
gingen tien maagden al naar hun plaatsen in de hal van het huis van de bruidegom,
klaar om hem te tegemoet te gaan van zodra het verre geluid van cimbalen en gezang
aankondigde dat de pasgetrouwden het huis van de bruid hadden verlaten
om naar dat van de bruidegom te gaan.
Maar het feestmaal in het bruidshuis duurde voort en de nacht viel.
De maagden houden, zoals jullie weten, hun lampen altijd brandend
om op het juiste moment geen tijd te verliezen.
Onder deze tien maagden, met hun lampen brandend en helder schijnend,
bevonden zich vijf wijze en vijf dwaze meisjes.
De wijze, vol voorzichtigheid, hadden zich voorzien van kleine vaten gevuld met olie,
om de lampen te kunnen voeden mocht de wachttijd langer duren dan verwacht,
terwijl de dwaze zich beperkten tot het louter vullen van hun lampen.
Uur na uur verstreek.
Vrolijke gesprekken, verhalen en grappen verlevendigden het wachten.
Maar toen wisten ze niet meer wat te zeggen of doen.
En verveeld, of gewoon moe,
gingen de tien meisjes wat comfortabeler zitten,
met hun lampen aan en dicht bij elkaar,
en vielen langzaam in slaap."'
Reacties
Een reactie posten