terug naar Bethlehem, met Maria erbij !
CCVII
BIJ DE GROT VAN BETHLEHEM
HERDENKT MARIA DE GEBOORTE VAN JEZUS
207.1
Maria Valtorta:
'Bij het eerste ochtendgloren verlaat Jezus Bethanië
en gaat op weg naar Bethlehem, met Zijn Moeder, Maria van Alfeüs en Maria Salome,
gevolgd door de apostelen en voorafgegaan door het kind, dat reden tot vreugde vindt in alles wat hij ziet: de ontwakende vlinders, de vogels die zingen of pikken op het pad, de bloemen die schitteren met de diamanten van dauw, de verschijning van een kudde met vele blatende lammetjes.
Na het oversteken van de beek ten zuiden van Bethanië, een beek die als een schuimend water over de rotsen stroomt, trekt de groep richting Bethlehem tussen twee heuvelruggen, geheel groen met olijfbomen en wijngaarden, met kleine goudgele akkers met oogstrijpe gewassen.
De vallei is koel en de weg is vrij gemakkelijk.
Simon van Jona stapt naar voren,
voegt zich bij Jezus' groep en vraagt: "Gaan we van hier naar Bethlehem? Johannes zegt dat jullie de vorige keer een andere route hebben genomen."
"Dat klopt," antwoordt Jezus. "Omdat we toen vanuit Jeruzalem kwamen. Van hieruit is deze weg korter. Bij het graf van Rachel, dat de vrouwen willen zien, gaan we uit elkaar zoals jullie een tijdje terug hebben besloten. Later komen we weer samen in Bethzur, waar mijn moeder wil verblijven."
"Ja, dat hebben we gezegd... Maar het zou zo mooi zijn als we er allemaal bij waren... Je Moeder in het bijzonder... want zij is tenslotte de Koningin van Bethlehem en van de grot, en zij weet alles zo goed... Het van Haar horen... zou anders zijn, dat is alles."
Jezus glimlacht en kijkt Simon aan, die zachtjes zijn wens uitspreekt.
"Welke grot, vader?" vraagt Margziam.
"De grot waar Jezus geboren is."
"O! Prachtig! Ik ga ook mee!..."
"Dat zou inderdaad prachtig zijn!"
zeggen Maria van Alfeüs en Salome.
"Heel mooi!...
Het zou een teruggaan zijn... naar toen de wereld Jou weliswaar nog niet kende, maar Je nog niet haatte... Het zou een herontdekken zijn van de liefde van de eenvoudigen, die niets konden dan geloven en liefhebben met nederigheid en geloof... Het zou een afleggen zijn van deze bittere last die op mijn hart drukt sinds ik Jou zo gehaat weet, om die daar neer te leggen, in Jouw kribbe... De zoetheid van Jouw blik, van Jouw adem, van Je onzekere lachje moeten daar zijn achtergebleven... en ze zouden mijn hart strelen... Het is zo bitter!..."
Maria spreekt zachtjes, vol verlangen en verdriet.
"Dan gaan we erheen, Moeder! Jij leidt ons. Vandaag ben jij de Leraar, en ik het Kind dat leert."
"O! Mijn zoon! Nee! Jij bent altijd de Meester..."
"Nee, Moeder. Simon van Jona heeft het goed gezegd. In het land van Bethlehem ben jij de Koningin. Het is jouw eerste kasteel. Maria, uit het geslacht van David, breng dit kleine volkje naar jouw woning!"
Iskariot zou wat willen zeggen, maar blijft zwijgen.
Jezus, die de handeling ziet en interpreteert, zegt:
"Als iemand, door vermoeidheid of om andere redenen, niet mee wil komen, laat hij dan vrij naar Bethzur gaan."
Maar niemand spreekt.'
Reacties
Een reactie posten