jongetje met dubbele bovenbeenbreuk
CXXV
TOESPRAKEN VAN AQUA SPECIOSA:
HEILIG STEEDS DE DAG DES HEREN
-HET KIND MET DE GEBROKEN BENEN-
125.1
Maria Valtorta:
Het minder verschrikkelijke weer, hoewel het nog steeds regent,
biedt mensen de mogelijkheid om naar de Meester te komen.
Jezus luistert even naar twee of drie van hen, die Hem iets bijzonders te vertellen hebben.
Zij gaan dan wat stiller terug naar hun plaats.
Ook zegent Hij een kleine jongen wiens benen ernstig gebroken zijn
en die geen enkele dokter wil behandelen, zeggende: "Het heeft geen enkele zin.
Ze zijn bovenaan gebroken, vlakbij het heupgewricht."
De moeder vertelt dit in tranen en legt uit:
"Hij rende met zijn zusje langs de weg naar het dorp. Een Herodiaan kwam in zijn strijdwagen galopperend aanrijden en vertrapte hem onder zijn strijdwagen. Ik dacht dat hij dood was. Maar het is nog erger. U ziet het. Ik laat hem op deze plank liggen omdat... er niets anders te doen is. En hij lijdt, hij lijdt, omdat het bot door zijn vlees steekt. Maar zelfs als het bot niet meer zal steken, zal hij lijden, omdat hij niets anders zal kunnen dan op zijn rug te liggen."
"Heb je veel pijn?" vraagt Jezus meelevend aan het huilende kind.
"Ja!"
"Waar?"
"Hier... en hier," en hij raakt zijn twee heupbeenderen aan met zijn onzekere handje.
"En dan hier en hier," en hij raakt de nieren en schouders aan.
"De plank is hard en ik wil bewegen, ik..."
en hij huilt wanhopig.
"Wil je in Mijn armen komen? Ga je mee?
Ik neem je mee naar boven, dan kun je iedereen zien terwijl Ik spreek."
"Ja!" (zijn ja is vol verlangen). Het arme kereltje houdt zijn armpjes smekend omhoog.
"Kom op dan!"
"Maar dat kan niet, Meester, dat is onmogelijk!
Hij heeft zoveel pijn...ik kan hem niet eens verplaatsen om hem te wassen!"
"Ik zal hem geen pijn doen."
"De dokter..."
"De dokter is de dokter, Ik ben Ik. Waarom ben je gekomen?"
"Omdat U de Messias bent," antwoordt de vrouw.
Haar gezicht wordt bleek en rood, verscheurd tussen hoop en wanhoop.
"Wel dan! Kom op, kleintje."
En Jezus, terwijl Hij één arm onder de bewegingloze beentjes en één onder de schoudertjes houdt, neemt het kind vast en vraagt hem: "Doe Ik je pijn? Nee? Zeg dan gedag tegen mama en laten we gaan."
En Hij gaat met Zijn last door de menigte, die voor hen ruimte maakt. Hij loopt helemaal door tot het einde, klimt op het soort verhoogje dat ze voor hem hebben gebouwd, zodat iedereen Hem kan zien, zelfs op de binnenplaats, vraagt om een bankje en gaat zitten, zet het kind op Zijn schoot en vraagt hem: "Vind je het fijn? Wees nu braaf/stil, en luister ook jij!"
En Hij begint te spreken, met één hand gebarend, de rechter, want met Zijn linkerhand houdt Hij het kind recht, dat naar de mensen kijkt, blij dat hij iets kan zien, en dat glimlacht naar zijn moeder, die daar beneden trilt van hoop, en dat met het koord van Jezus' kleed speelt, en ook met de zachte blonde baard van de Meester en met een lok van Zijn lange haar.'
Reacties
Een reactie posten