je naaste vóór kennis en werk
196.6
Maria Valtorta:
'"En de andere liefdes?" vragen Simon Zeloot en de man van Endor samen.
"De eerste van de tweede reeks [liefdes, na de 3 hoogste liefdes] is die van de naaste.
In werkelijkheid is het de vierde in potentie.
[Liefde van de 4e macht.]
Daarna komt de liefde voor kennis.
Dan de liefde voor werk."
"En dat is het?"
"En dat is het."
"Maar er zijn nog veel meer liefdes!"
roept Judas Iskariot uit.
"Nee.
Er zijn nog andere hongers. Maar dat zijn geen liefdes.
Het zijn 'disliefdes'. Ze negeren God, ze negeren de mens.
Daarom kunnen het geen liefdes zijn, want het zijn negaties.
En negatie is haat."
"Als ik toestemming met het kwaad weiger, is dat dan haat?"
vraagt Judas Iskariot opnieuw.
"O Wij ongelukkigen! Maar jij bent nog meer een muggenzifter dan de schriftgeleerden! Vertel eens, wat is er aan de hand? Is het de mooie lucht van Judea die je zenuwen als kramp in de keel zit?" roept Petrus uit.
"Nee. Ik wil me graag ontwikkelen en veel heldere ideeën hebben. Hier kom je makkelijk in gesprek met schriftgeleerden. Ik wil niet zonder onderwerpen komen te zitten."
"En denk je dat je, als het nodig is, de juiste kleur pluis uit de zak kunt halen, waar jij al die vodden in bewaart?" vraagt Petrus.
"Vodden, de woorden van de Meester? Jij lastert!"
"Doe niet alsof je geshockeerd bent. In Zijn mond zijn het geen vodden, maar zodra wij ze mishandelen, worden ze dat. Geef een kind maar eens kostbare byssus... Na een tijdje is het een vies, gescheurd stuk stof. Dat is wat er met ons gebeurt... Als jij nu probeert het juiste stukje op het juiste moment eruit te vissen, tussen het juiste stukje en het vieze... eh! Ik weet niet wat je overhoudt."
"Zit daar maar niet over in. Dat zijn mijn zaken."
"O! Je kunt er zeker van zijn dat ik me daar geen zorgen over maak! Ik heb genoeg aan mijn eigen zaken. En dan... ben ik al blij dat je de Meester geen kwaad doet. Want in dat geval, zou ik wel eens aan jouw eigen zaken kunnen denken..."
"Als ik kwaad doe, doe je dat maar. Maar dat zal nooit het geval zijn, want ik weet wat te doen... Ik ben niet onwetend, ik..."
"Ik wel, dat weet ik. Maar juist omdat ik het weet, draag ik geen last om daar op het juiste moment mee te zwaaien. Maar ik beveel mezelf aan bij God, en God zal me helpen, uit liefde voor Zijn Messias, van wie ik de geringste en meest trouwe dienaar ben."
"Trouw zijn we allemaal!" antwoordt Judas arrogant.
"O! Jij slechte man! Waarom beledig je mijn vader? Hij is oud, hij is goed. Dat mag je niet doen. Je bent een slechte man en je maakt me bang," zegt Jabes streng, de aandachtige stilte verbrekend.
"Da's nummer twee!" roept Jakobus van Zebedeüs zachtjes, terwijl hij Andreas met zijn elleboog aanstoot. Hij sprak zachtjes, maar Iskariot hoorde het.
"Zie je nu, Meester, dat de woorden van het dwaze kind van Magdala sporen hebben achtergelaten?" vraagt Judas, brandend van woede.'
Reacties
Een reactie posten