God ent ziel op (dierlijk) embryo
204.6
M. Valtorta:
'"U hebt gezegd: '...door de impuls van de ziel
die zelfs in heidenen leeft en aanwezig is,
en in hen lijdt omdat ze teleurgesteld is'...
Maar van wie komt de ziel?"
vraagt Publius Quintillianus.
"Van God. Hij is de Schepper."
"Maar zijn wij niet uit een vrouw geboren door vereniging met een man?
Onze goden zijn ook op die manier ontstaan..."
"Jullie goden bestaan niet.
Het zijn fantomen van jullie geest, die de behoefte heeft te geloven.
Omdat deze behoefte imperatiever is dan die van ademhalen.
Zelfs zij die zeggen dat ze niet geloven, geloven.
Ze geloven in iets.
Het simpele feit dat ze zeggen: 'Ik geloof niet in God'...
veronderstelt een ander geloof.
In jezelf misschien,
in je eigen trotse geest.
Maar geloven is altijd geloven.
Het is net als denken.
Als je zegt: "Ik wil niet denken"...
of "Ik geloof niet in God"...
dan laat je, alleen al door deze twee dingen te zeggen, zien,
dat je niet wilt geloven in Degene van Wie je weet dat Hij bestaat
en dat je niet wilt denken.
Wat de mens betreft,
om exact te zijn in het uitdrukken van het concept, moet je zeggen:
'De mens is net als alle dieren voortgebracht uit een verbintenis tussen man en vrouw.
Maar de ziel, d.w.z. dat wat het mens-dier onderscheidt van het beest-dier, komt van God.'
Hij schept haar iedere keer dat een mens wordt verwekt,
of liever: ontvangen in een baarmoeder,
en ent haar op dit vlees
dat anders slechts dierlijk zou zijn."
"En wij hebben er een? Wij heidenen?
Als je je landgenoten hoort spreken, lijkt dat niet zo..."
zegt Quintillianus ironisch.
"Ieder die uit een vrouw is geboren, heeft er een."
"U zei echter dat zonde haar doodt.
Hoe kan ze dan levend zijn in ons, zondaars?"
vraagt Plautina.
"Jullie zondigen niet in het geloof,
omdat je in de overtuiging bent in waarheid te zijn.
Maar wanneer je de Waarheid ként, en volhardt in de dwaling, dán zul je zondigen.
Op gelijke wijze, zijn veel dingen zondig zijn voor de Israëlieten, maar niet voor jullie.
Omdat geen enkele goddelijke Wet ze jullie verbiedt.
Zonde is wanneer iemand willens en wetens in opstand komt
tegen het Gebod van God en zegt: 'Ik wéét dat wat ik doe slecht is.
Maar ik wil het toch doen.'
God is rechtvaardig.
Hij kan iemand die kwaad doet in de veronderstelling dat hij goed doet niet straffen
Maar Hij straft wel degenen die, na de kans te hebben gekregen om Goed en Kwaad te kennen,
voor het laatste kiezen en erin volharden."
"Dus de ziel is in ons,
en wel levend en present?"
"Ja."
"En de ziel lijdt?...
Gelooft U echt dat ze zich God herinnert?...
Wij herinneren ons de baarmoeder niet die ons droeg.
We zouden niet kunnen zeggen hoe die er vanbinnen uitzag.
De ziel, als ik het goed begrijp, wordt spiritueel door God verwekt.
Kan die zich dit ooit herinneren,
als het lichaam zich z'n lange verblijf in de baarmoeder niet eens herinnert?"
"De ziel is geen beest, Plautina.
Het embryo wel.
[...]
De ziel
- lucide, intelligent, spiritueel, werk van God -
herinnert zich.
En ze lijdt
omdat ze verlángt naar God, de wáre God van Wie ze komt,
en ze hongert naar God.
Daarom prikkelt ze het lichaam,
dat traag is in zijn pogen om dichter bij God te komen.'
Reacties
Een reactie posten