tot Claudia Procula: ziel is eeuwig, en leeft als ze verenigd is met God
154.7
Maria Valtorta:
'Dan, voordat hij de kombuis naar binnen stapt, zegt hij,
terwijl hij zich dicht bij Jezus' oor buigt:
"Claudia Procula is daarbinnen. Zij wil U graag nog eens horen spreken.
Maar in de tussentijd wil zij U wat vragen. Gaat U!"
Jezus loopt naar de draagstoel.
"Wees gegroet, Meester!"
Het gordijn beweegt een beetje
en onthult een prachtige vrouw van in de dertig.
"Moge het verlangen naar wijsheid tot u komen."
"U zei dat de ziel zich de Hemelen herinnert.
Is dat iets, waarvan U zegt dat het in ons is, dan eeuwig?"
"Het is eeuwig.
Daarom herinnert het zich God.
De God die het geschapen heeft."
"Wat is de ziel?"
"De ziel is de ware adel van de mens.
U hebt glorie, omdat u tot de Claudiërs behoort.
De mens heeft dit des te meer, omdat hij tot God behoort.
In u zit het bloed van de Claudiërs, de machtige familie,
maar die een begin heeft en een eind zal kennen.
Voor de mens is, voor/door de ziel, het bloed van God.
Want de ziel is het spirituele/geestelijke bloed – God zijnde de zuiverste Geest –
van de Schepper van de mens: van de eeuwige, machtige, heilige God.
De mens is dus eeuwig, machtig en heilig, vanwege de ziel die in hem woont,
en die leeft/levend is zolang zij verenigd is met God."
"Ik ben een heiden. Ik heb dus geen ziel..."
"U hebt er wel een. Maar ze is in winterslaap/lethargie.
Maak haar wakker/Wek haar op voor de Waarheid en het Leven..."
"Tot ziens, Meester!"
"Moge de Gerechtigheid u voor zich winnen. Tot ziens!"'
Reacties
Een reactie posten