op weg naar Emmaüs, Judas open over zijn gevoelens
CXXXIX
139.1
Maria Valtorta:
'Jezus en zijn volgelingen bevinden zich op een zeer bergachtige plaats.
De weg is ongemakkelijk en ruw, en vooral de ouderen hebben het zwaar.
De jongeren daarentegen zijn vrolijk in de nabijheid van Jezus
en klimmen behendig naar boven, terwijl ze gezellig met elkaar kletsen.
De twee neven, de twee zonen van Zebedeüs, en Andreas, raken opgewonden
bij de gedachte aan hun terugkeer naar Galilea. Hun vreugde is zo groot dat zelfs Iskariot,
die al een tijdje in een opperbeste stemming is, erdoor gegrepen wordt.
Hij zegt eenvoudigweg:
"Maar Meester, met Pasen, als we naar de Tempel gaan...
gaat Je dan terug naar Kerioth? Mijn moeder hoopt altijd op Jou.
Zij liet het mij weten. Net zoals mijn dorpsgenoten..."
"Zeker. Nu, zelfs als we dat zouden willen, is het nog te lastig om die ondoordringbare paden te bewandelen. Je ziet hoe vermoeiend het ook hier gaat. En zonder die dwang, zou Ik de reis niet hebben ondernomen, nu... Maar het was niet langer mogelijk om te blijven..."
Jezus is stil en peinzend.
"En daarna, met Pasen, kunnen we dan gaan?
Ik wil Jullie grot aan Jakobus en Andreas laten zien!"
zegt Johannes.
"Vergeet jij de 'liefde' van Bethlehem voor ons?" vraagt Iskariot. "Voor de Meester, bedoel ik."
"Neen. Maar ik zou met Jakobus en Andreas meegaan. Jezus zou in Juttah, of in jouw huis, kunnen blijven..."
"Oh! Ik vind dit leuk.
Doe Je het, Meester? Zij gaan naar Bethlehem, Jij blijft bij mij in Kerioth.
Je bent nog nooit alleen met mij geweest... en ik wil Jou echt helemaal voor mezelf hebben..."
"Ben jij jaloers? Weet je dan niet dat ik evenveel van jullie allen hou?
Geloof je niet dat ik bij elk van jullie ben, ook al lijkt het alsof ik ver weg ben?"
"Ik weet dat Je van ons houdt.
Als je niet van ons hield, zou je veel strenger moeten zijn, in ieder geval tegen mij.
Ik geloof dat Jouw geest altijd over ons waakt.
Maar we bestaan niet alleen uit geest.
Er is ook nog de mens, met zijn menselijke liefdes, zijn verlangens en zijn spijt.
Mijn Jezus, ik weet dat ik niet degene ben die Jou het gelukkigst maakt.
Maar ik geloof dat Jij weet hoe levend in mij het verlangen is om Jou te behagen
en de spijt over alle uren die ik Jou verlies vanwege mijn ellende..."
"Nee, Judas. Ik verlies jou niet.
Ik ben dichter bij jou dan bij de anderen, in feite,
omdat Ik weet wie jij bent."'
Reacties
Een reactie posten