inwijding van de twaalf 1
CLXIV
TERUGTREKKEN OP DE BERG
VOOR APOSTOLISCHE UITVERKIEZING
(James Tissot)
164.1
Maria Valtorta:
'De boten van Petrus en Johannes varen op het rustige meer,
gevolgd door alle boten die aan de oevers van Tiberias liggen, geloof ik,
zo talrijk zijn het er, grote en kleine, die komen en gaan, en die proberen
de boot van Jezus te bereiken, in te halen en dan weer in de rij te volgen.
En gebeden, smeekbeden, uitroepen en verzoeken kruisen elkaar op de blauwe golven.
Jezus, die in Zijn boot ook Maria, en de moeder van Jakobus en Judas heeft,
terwijl in de andere boot, met haar zoon Johannes, ook Maria Salome met Susanna is,
belooft, antwoordt en zegent, onvermoeibaar.
"Ik kom terug.
Ja. Ik beloof het jullie.
Wees goed. Onthoud mijn woorden,
en voeg ze samen met die die Ik jullie later zal vertellen.
Het zal een korte scheiding zijn. Wees niet egoïstisch. Ik ben ook voor anderen gekomen.
Goed zijn! Goed zijn! Jullie zullen jezelf pijn doen. Ja. Ik zal voor jullie bidden.
Jullie zullen Mij altijd dicht bij jullie hebben. De Heer zij met jullie.
Ik zal zeker je tranen gedenken en je zult getroost worden.
Hoop, heb vertrouwen!"
En zo verdergaand, zegenend, belovend, bereikt de boot de oever.
Niet in Tiberias, maar in een klein dorpje, met slechts een handvol huizen, arm, bijna verlaten.
Jezus en Zijn volgelingen stappen uit, en de boten keren terug, o.l.v. de jongens en Zebedeüs.
De anderen doen hen dat na, maar velen die in de boten zitten, stappen toch uit
en willen Jezus koste wat het kost volgen.
Onder hen zie ik Isaak, met zijn twee beschermelingen: Jozef en Timoneus.
Ik herken geen anderen, tussen de vele mensen, van alle leeftijden,
van jong tot oud.'
Reacties
Een reactie posten