gesluierde krijgt onderdak en droge kleren
124.4
Maria Valtorta:
'Petrus komt weer binnen.
"Maar, Meester! Die vrouw is gek!
Weet Je waar zij verblijft? Bijna aan de oever van de rivier, in een houten hut onder een struik.
Misschien werd die ooit gebruikt door een visser of houthakker... Wie weet!
Ik zou nooit gedacht hebben dat er op zo'n vochtige plek, verscholen in een greppel,
onder een wirwar van bramen... een arme vrouw zou kunnen wonen!
En ik heb haar gevraagd: 'Spreek en wees eerlijk, ben jij melaats?'
Ze heeft mij geantwoord, op fluistertoon: 'Nee.'
'Zweer het,' zei ik. En zij: 'Ik zweer het.'
'Kijk, als je wel bent en je zegt het niet, en je komt in de buurt van het huis en ik zie dat je onrein bent, dan zal ik je laten stenigen! Maar als je vervolgd wordt, als je een dievegge of een moordenares bent, en je verblijft hier omdat je bang bent voor ons, vrees dan geen kwaad... Maar ga hier nu weg. Zie je dan niet dat je in het water ligt? Heb je honger? Lijd je kou? Je beeft! Ik ben oud, zie je? Ik probeer je niet het hof te maken. Oud en eerlijk. Luister dus naar mij.'
Dat heb ik gezegd. Maar ze wilde niet komen.
We zullen haar dood vinden, want ze ligt midden in het water!'
Jezus is attent.
Hij kijkt naar de twaalf gezichten die naar Hem kijken.
Dan zegt Hij: "Wat zeggen jullie dat we moeten doen?"
"Maar Meester, Jij beslist!"
"Nee. Ik wil dat jullie oordelen.
Het is een zaak waarin ook jullie eer op het spel staat.
En Ik mag jullie recht om die te beschermen niet schenden."
"In naam van de Barmhartigheid zeg ik, dat we haar daar niet kunnen achterlaten!" zegt Simon.
En Bartolomeüs: "Ik zou zeggen, zet haar vandaag maar in de grote kamer.
De pelgrims gaan er toch ook naartoe... Zij kan daar ook heen."
"Ze is tenslotte een wezen als alle anderen," merkt Andreas op.
"En bovendien komt vandaag niemand, en dus..." merkt Matteüs op.
"Ik zou voorstellen dat we haar vandaag herbergen en het morgen aan de boer vertellen.
Hij is een goed mens!" zegt Judas Thaddeus.
"Je hebt gelijk! Bravo! En hij heeft nog veel lege stallen.
Een stal is nog steeds een paleis vergeleken met die gezonken boot!" roept Petrus uit.
"Ga het haar dan maar meteen vertellen!" dringt Thomas aan.
"De jongeren hebben nog niet gesproken," merkt Jezus op.
"Wat jij doet, vind ik prima," zegt neef Jakobus.
En de andere Jakobus zegt met zijn broer in koor: "En wij ook."
"Ik denk alleen nog aan het ongelukkige voorval dat een Farizeeër langskomt," zegt Filippus.
"Oh! Zelfs als we in de wolken zouden gaan, denk je dat ze ons dan geen beschuldigingen zouden sturen? Ze beschuldigen God niet, omdat Hij ver weg is. Maar als ze Hem dichtbij konden hebben, zoals Abraham, Jacob en Mozes hadden, dan zouden ze Hem verwijten maken... Wie is er voor hen zonder schuld?" zegt Judas van Keriot.
"Ga dan naar haar toe! En zeg haar dat ze haar toevlucht kan nemen in de grote kamer. Ga jij maar, Petrus! Met Simon en Bartholomeüs. Jullie zijn ouder en minder intimiderend voor vrouwen.
En zeg haar dat wij haar warm eten en droge kleren zullen geven. Die die Isaak achterliet. Zie je hoe alles zijn nut heeft? Zelfs een vrouwenkleed dat aan een man gegeven wordt..."
De jongeren lachen, want er moet een grappig verhaal achter die jurk zitten.
De drie oudsten gaan...
en komen na een tijdje terug.
"Het heeft even geduurd... maar ze is eindelijk zover.
Wij hebben haar beloofd dat wij haar nooit zouden lastig vallen.
Nu ga ik haar wat stro brengen en de kleding.
Geef mij groenten en brood. Ze heeft vandaag helemaal niets te eten gehad.
Wie gaat er dan ook rond in deze zondvloed?"
De goede Petrus vertrekt
met al zijn schatten.'
Reacties
Een reactie posten