verrader van de Doper ook van Bethsaïda - in opdracht van farizeeën van Kafarnaüm
180.9
Maria Valtorta:
'Daarna keert hij terug naar Johannes,
die huilend met zijn hoofd op tafel ligt, en zegt:
"Spreek op een ordelijke manier.
Ik lijd ook, hij was Mijn bloed en Mijn Voorloper"...
"Ik zag alleen de discipelen,
sommigen van hen ontsteld en woedend op de verrader.
Anderen vergezelden Johannes naar zijn gevangenis,
om dicht bij hem te zijn in de dood."
"Maar hij is nog niet dood... de andere keer kon hij ontsnappen!"
probeert de Zeloot, die heel veel van Johannes houdt, te troosten.
"Hij is nog niet dood, maar hij zál sterven," antwoordt Johannes.
"Ja. Hij zal sterven. Hij weet het, zoals Ik het weet.
Niets en niemand zal hem deze keer redden. Wanneer? Weet Ik niet.
Ik weet dat hij niet levend uit Herodes' handen zal komen."
"Ja, die van Herodes.
Luister. Hij ging naar die kloof waar wij ook doorheen trokken,
op onze terugreis naar Galilea, tussen de bergen Ebal en Gerizim [in Samaria...],
omdat de verrader hem had verteld:
'De Messias is stervende door een aanval van vijanden.
Hij wil u zien, om u een geheim toe te vertrouwen!'
En hij ging met de verrader en een paar anderen mee.
In de schaduw van het dal
bevonden zich de gewapende mannen van Herodes
en zij namen hem gevangen.
De anderen zijn gevlucht en brachten het nieuws
aan de discipelen die in Enon waren achtergebleven.
Die waren net aangekomen, toen ik met Moeder aankwam.
En het vreselijke is
dat het er een uit onze stad was...
en dat het de Farizeeën van Kafarnaüm waren
die aan het hoofd stonden van het complot om hem te grijpen.
Zij waren bij hem geweest, en hadden gezegd
dat Jij bij hen te gast was geweest, en vandaar naar Judea zou vertrekken...
Hij zou zijn schuilplaats niet hebben verlaten tenzij voor Jou..."
Reacties
Een reactie posten