leerlingen: Jezus kent vrouw noch zonde !
123.7
Maria Valtorta:
'"Kort gezegd: wat willen jullie?"
vraagt Jakobus van Alfeüs droogjes.
"En wie ben jij?"
"Ik ben Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Alfeüs, de zoon van Jakob, en Jakob, de zoon van Mathan, en Mathan, de zoon van Eleazar. En als u wilt, zal ik u mijn hele afstamming geven, terug tot koning David, van wie ik afstam!
En ik ben de neef van de Messias. Ik verzoek u daarom om met mij te praten, die van koninklijke afkomst ben en van de stam van Juda, als het uw hoogmoed afkeer inboezemt om praten met een eerlijke Israëliet, die God beter kent dan Gamaliël en Kajafas. Vooruit. Spreek!"
"Uw Meester, en familielid, wordt gevolgd door prostituees! Die gesluierde is er één van. Ik zag haar gezien toen ze goud verkocht, en ik herkende haar: zij is de minnares die is weggevlucht uit het huis van Sjammai. Een schande voor hem."
"Van wie? Van de rabbijn Sjammai? Dan moet ze wel een oud karkas zijn!
Geen enkel gevaar dus..." grapt Iskariot.
“Hou je mond, idioot! Van Sjammaj van Elchi, de favoriet van Herodes."
"Ho-ho! Een teken dat hij, de favoriet, niet langer haar favoriet is.
Het is zij die met hem naar bed moet. Jij niet.
Waarom windt het jou dan zo op?"
Judas van Keriot is ironisch ten top.
"Man, denkt u niet dat u zichzelf te schande maakt door een spion te zijn?"
vraagt Judas van Alfeüs.
"En denkt u niet dat hij die zich tot de zonde verlaagt, onteerd wordt, en niet degene die de zondaar probeert te verheffen? Welke oneer valt mijn Meester en Broer ten deel als Hij, door te spreken, Zijn Stem zelfs laat doordringen in oren die ontheiligd zijn door het kwijl van de wellustigen van Sion?"
"Zijn Stem? Ja! Ja! Uw Meester en Neef is dertig jaar oud, en hij is alleen maar meer hypocriet dan de anderen! En jij, en jullie allemaal, slaap zacht 's nachts..."
"Jij onbeschaamde reptiel! Eruit, anders wurg ik je!"
Petrus schreeuwt en Jakobus en Johannes doen hem na...
...terwijl Simon zich beperkt tot deze woorden:
"Schaam je! Jouw hypocrisie is zo groot dat ze overloopt en je kwijlt als een slak op een reine bloem. Ga weg en word een man, want nu ben je niets meer dan kwijl. Ik herken je, Samuel! Nog altijd hetzelfde hart. Moge God je vergeven. Maar maak dat je wegkomt uit mijn aanwezigheid!"
En terwijl Keriot en Jakobus van Alfeüs de ziedende Petrus vasthouden,
spreekt tot slot nog Judas Thaddeüs met donderende stem,
die in die daad meer dan ooit op zijn Neef lijkt,
van wie hij nu dezelfde blauwe blik
en dezelfde imposante uitdrukking heeft:
"Wie onschuldigen te schande maakt, maakt zichzelf te schande.
God schiep het oog en de tong om heilige werken te doen.
De kwaadspreker ontheiligt en kleineert ze,
door hen kwade zaken te doen verrichten.
Ik zal mezelf niet bezoedelen met een gemene streek jegens uw grijze haren.
Maar herinner u dat de goddelozen de rechtvaardigen haten,
en dat de dwaas zijn kwaadaardigheid uit zonder erbij stil te staan
dat hij zichzelf verraadt.
Wie in de duisternis leeft, verwart de bloeiende tak met een reptiel.
Maar wie in het licht leeft, ziet de dingen zoals ze zijn,
en verdedigt ze, als zij in diskrediet worden gebracht,
in het belang van de rechtvaardigheid.
Wij leven in het Licht.
Wij zijn het kuise en mooie geslacht van de kinderen van het Licht,
en onze Leider is de Heilige die noch vrouw, noch zonde kent.
Wij volgen Hem en verdedigen Hem tegen Zijn vijanden...
...voor wie wij, zoals Hij ons leerde, geen haat maar gebed hebben.
Leer, o oude man, van een jonge man, die volwassen is geworden
omdat de Wijsheid zijn Leraar is, om niet snel te zijn in het spreken
en nergens goed voor in het goede doen.
Gaan jullie!
En breng dit terug naar degene die jullie gezonden heeft:
dat niet in het ontheiligde huis dat op de Tempelberg staat,
maar hier in deze arme woning God in Zijn heerlijkheid rust.
Adieu!"
De vijf durven niet te antwoorden
en gaan weg.'
Reacties
Een reactie posten