in Emmaüs: te gast bij Klopas, de synagoge-overste
CXL
IN EMMAÜS, DE SYNAGOGE VAN KLOPAS
-EEN GEVAL VAN INCEST-
(EINDE EERSTE JAAR)
140.1
Maria Valtorta
'Johannes en zijn broer kloppen aan bij een huis in een dorp.
Ik herken het huis waar de twee Emmaüsgangers met de verrezen Jezus binnenkwamen.
Als de deur voor hen opengaat, gaan ze naar binnen en spreken, uiteraard, met iemand, die ik niet kan zien. Dan gaan ze naar buiten en lopen een straat door. Ze komen bij Jezus, die samen met de anderen op een afgelegen plek wacht.
"Hij is er, Meester. En hij is helemaal blij dat Je daadwerkelijk gekomen bent.
Hij zei tegen ons: 'Ga hem vertellen dat mijn huis van hem is. Nu kom ik ook.'"
"Laten we dan gaan."
Ze lopen een tijdje rond
en komen dan de oude synagoge-overste Klopas/Cleophas tegen,
die te zien was bij Aqua Speciosa.
Ze buigen voor elkaar,
maar dan knielt de oude man – hij ziet eruit als een patriarch – als eerbiedwaardige groet.
Sommige burgers die het zien, komen nieuwsgierig dichterbij.
De oude man staat op en zegt:
"Hier is de beloofde Messias.
Herinner je deze dag, O burgers van Emmaüs!"
Sommigen kijken met een zeer menselijke nieuwsgierigheid toe,
anderen krijgen al blikken van religieus respect.
Twee van hen komen naar voren en zeggen:
"Vrede zij met U, Rabbi. Wij waren er die dag ook."
"Vrede voor jullie en voor iedereen.
Ik ben gekomen, zoals jullie synagoge-overste heeft gevraagd."
"Gaat U hier ook wonderen verrichten?"
"Als er kinderen van God zijn die geloven en het wonder nodig hebben, zal Ik het zeker doen."
De synagoge-overste zegt:
"Wie de Meester wil horen, moet naar de synagoge komen.
En verder ook degenen die zieken hebben. Mag ik dit zeggen, Meester?"
"Dat kan. Na het zesde uur zal Ik er helemaal voor jullie zijn.
Nu behoor Ik toe aan de goede Klopas."
En gevolgd door een menigte mensen,
loopt Hij samen met de oude man naar zijn huis.
zijn zoon Klopas en diens schoonvader Simon
"Hier is mijn zoon, Meester. En mijn vrouw.
En de vrouw van mijn zoon en de kleine kinderen.
Het spijt me heel erg dat mijn andere zoon in Jeruzalem is,
met de schoonvader van mijn zoon Klopas, en een ongelukkige van hier...
Maar ik zal Je alles vertellen. Kom binnen, Heer, met Uw leerlingen."
Ze komen binnen en worden opgefrist met de gebruikelijke Joodse gebruiken.
Dan gaan ze naar het vuur dat in een grote open haard brandt,
want het is een koude en vochtige dag.
"We gaan zo meteen aan tafel.
Ik nodigde de plaatselijke notabelen uit. Groot feest vandaag.
Niet iedereen gelooft in U. Maar vijandig zijn ze ook niet. Ze willen alles onderzoeken...
Ze willen graag geloven. Maar de laatste tijd zijn we te vaak teleurgesteld m.b.t. de Messias.
Er heerst wantrouwen.
Eén woord uit de Tempel zou voldoende zijn om alle twijfels weg te nemen.
Maar de Tempel...
Ik dacht dat door U te zien en U te horen, zomaar, in die zin veel bereikt kan worden.
Ik wil U graag echte vrienden geven."
"Jij bent er één."
"Ik ben een arme oude man. Als ik jonger was, zou ik U volgen.
Maar de jaren wegen zwaar."
"Je dient Mij al, met je geloof. Je verkondigt Mij, met je geloof.
Wees stil, Klopas. Ik zal jou niet vergeten in het uur van de Verlossing."'
Reacties
Een reactie posten